Auteur: Piet Willemsens, Brummen
Slechts drie mensen uit het huidige Eerbeek hebben meer dan oppervlakkige kennis omtrent de grote Nederlandse dichter Willem de Mérode, die van 1924-1939 in Eerbeek heeft gewoond, tot zijn dood toe. Toch behoorde De Mérode al in zijn Eerbeekse jaren tot de bekende vaderlandse dichters zoals Bloem en Van Eyck. Evenwel, omstreeks 1950 was onze Eerbekenaar in de vergetelheid geraakt. De nieuwe dichtersstroming, die van de Vijftigers, eiste alle aandacht op. Daarnaast waren er nog twee punten waardoor De Mérode in het ‘verdomboekje” was gekomen.

Opnieuw ontdekt

Ten eerste, door de ontkerkelijking waren de geestelijke stromingen wat opgedroogd. De Mérode stond vooral in hoog aanzien bij het protestant-christelijke volksdeel, en had ten onrechte daardoor een wat sektarisch etiket gekregen. Ook het feit dat de Mérode om een seksueel delict een korte tijd in de gevangenis had gezeten, kwam zijn reputatie niet ten goede. Hij was homo, waarbij zijn aanacht met name uitging naar jongens. Later gold dat niet meer als een nadeel, immers literaten als Gerard Reve en Gerrit Komrij behoren tot de top.

Zo’n kwart eeuw geleden werd De Mérode opnieuw ontdekt, waartoe de biografie van Hans Werkman het nodige heeft bijgedragen. Daarnaast leefde de gedachte dat de opkomst van de joodse religiositeit, door schrijvers als Singel, Wiesel, Potrok, Anne Frank, Herzberg, Margo Minco, Etty Hillesem, ook de christelijke dichters weer in de aandacht heeft gebracht. Maar los van die achtergrond, De Mérode behoort tot een klasse dichters die een onderliggende levensfilosofie verre overstijgt. Regisseur Hazeu maakte een aandachttrekkende tv documentaire over hem, en regelmatig waren er landelijke themadagen over De Mérode als eminent dichter.

De fijn-christelijke De Mérode ontleende zijn naam aan de mondaine, oogverblindend mooie Belgische balletdanseres Cleo de Mérode, wier foto hij in 1911 in een etalage had zien hangen. De Mérode had dus, ondanks zijn seksuele voorkeur, kennelijk wel oog voor vrouwelijk schoon. Als Willem Keuning werd hij op 2 september 1887 in het Groningse Spijk geboren. Zeventien jaar gaf hij les op de gereformeerde school in het naburige Uithuizermeeden.
De gemeente Brummen kende hem reeds in 1966 een straatnaam toe, in Eerbeek. Tegelijk met het oprichten van een standbeeld van Mankes’ Geitje  bij het Tjark Rikscentrum werd daarbij een gedichtje (zie vorige Marke) van De Mérode in eeuwige aandacht gebracht. En een half jaar geleden kwam de grote De Mérode-kenner van Nederland, Hans Werkman, voor een goed gevulde zaal in de bibliotheek van Eerbeek de voorname plaatsgenoot eens in het zonnetje zetten. Wij doen dat in De Marke.

Eerbeekse kenner

In Eerbeek is de grootste De Mérode-kenner ongetwijfeld Joop Groenendijk (1929), wiens verzamelwoede zijn hele huis heeft gevuld, op allerlei terreinen. De geschriften, knipsels, enz over De Mérode vullen enkele meters brede planken in zijn studeerkamer. Zijn verder bezit: o.a. 816 mechanische wekkers, en alle 386 delen van de befaamde reeks van Libelle-boekjes. Joop, die in 1954 als typograaf in Eerbeek kwam wonen, heeft De Mérode niet meer persoonlijk gekend. Wel weet hij: “Men vond hem hier maar een vreemde man, hij was niet te plaatsen, een afwijkend type. Van zijn achtergrond wist men weinig, waartoe hij zelf aanleiding gaf. Hij was contactarm, hij kreeg wel bezoek van verwante dichters uit den lande, waarvan iemand hem wel eens gezegd heeft: Kom toch bij mij in Utrecht wonen, wat doe jij hier bij die boeren!”. Evenwel, De Mérode was inmiddels zeer gehecht geraaktaan de rust van Eerbeek, waarover zijn literaire vriendin Wilma schreef: “Het eigenlijke oude dorp is klein. Daar hebben de mooie oude hofsteden zich met een ouderwetsch, maar prachtig landgoed gelegerd om de kerk met pastorie”.

Maar zo rustig is Eerbeek allang niet meer. Anders was dat in 1924, toen mevrouw Mankes hem attendeerde op een geschikt logeeradres, aan de Ringlaan. Daar, bij boerin juffrouw Doom, heeft De Mérode al die jaren gewoond. De zesenzestig jarige vrouw beheerde haar huishouden en boerderij enigszins slordig, en blonk ook niet uit in de kookkunst, weten we uit De Merode’s klagen. Aanvankelijk wist de boerin ook niets van zijn voorgeschiedenis, zodat hij hier de gewenste privacy vond. De Ringlaan is nog altijd een rustige plek in Eerbeek, maar werd later een buitenwijk. Destijds lag de boerderij, Huize Bergzicht geheten, in het vrije veld. De boerderij staat er nog zie foto Huize Bergzicht , uiterlijk weinig veranderd, en nu bewoond door de families Aalberts en Schouwstra. Willem kreeg er de rechtervleugel van het huis, een woonkamer van vijf bij vier meter, met daarachter een piepklein slaapkamertje. Schrijven deed hij stáánd, tegen een boekenkast die dorpstimmerman Van den Burg voor hem had gemaakt. De huurprijs van het huis, inclusief volledige pension, was zestig gulden per maand. Willem’s rijke broer Carel, in Wageningen bekend van drukkerij Keuning, betaalde grootmoedig alle kosten. De enige buren waarmee hij contact had waren Tabor en Grolleman.

Ooit heeft de gemeente Brummen het plan gekoesterd om van De Mérode’s huis een gemeenschapsruimte te maken, met een gedenkteken erbij. Het is er nooit van gekomen.

Plaatselijk kerkenblad

In oude geschriften over De Mérode heeft men het altijd over “dat afgelegen Eerbeek”. Van de weinige contacten die hij er had was dat met ds. Touw het markantste. Weliswaar kwam onze dichter nooit in de kerk, maar wel schreef hij af en toe een gedichtje in het plaatselijke kerkenblad De Kerkklok. Een blad dat, anders dan het toenmalige Trouw, niet zal hebben uitgeblonken door ophitsend geschrijf tegen de bezetter, maar dat in de oorlog toch werd verboden. Met intense belangstelling heeft De Mérode in zijn jaren altijd het Eerbeekse kerkenblad gelezen. De regels die in 1939 op zijn grafsteen zijn aangebracht, stammen uit dat blad (noot Helma: geschreven door De Mérode zelf zie Finis):

God boog de rechte lijn; ’t begin
Raakt aan het eind, de cirkel sluit.
De hemel heeft zijn zaalge buit.
En – harts verlies blijkt harts gewin.

Hoewel De Mérode een teruggetrokken man was en iedere publiciteit schuwde, is er tamelijk veel over hem geschreven, naast de uitbundige productie van gedichtenbundels en verhalen door hemzelf. Hoe Eerbeek er in 1937 uitzag, kunnen we enigszins begrijpen uit het verslagje dat zijn broer uitbracht in het Utrechts Nieuwsblad van 2 september van dat jaar:. “Het locaaltreintje zette mij, na een nogal ingewikkelde reis als enige uitstappende reiziger af op het uitgestorven stationnetje. Een rustig dorp, zonder enig doorgaand verkeer en zonder opvallende natuurschoon (!), te midden van bouwland en boomengroepen. Een grintweg slingert door de velden, daarnaast een zijweg met enige boerenhoeven. Naar één dier hoeven voert een oprijlaan van hooge, grillige vergroeide eiken. Zijn kleine kluis is half boers, half als studeervertrek ingericht. Willem’s kamer is van een ordelijke chaos. Aan de wit-gekalkte wanden hangen moderne etsen en reproducties naar primitieven. Kandelaars, copieën naar Egyptische en andere plastiekjes. Zijn boekenkasten geven blijk van een alzijdige belangstelling”.

De Mérode’s jeugdige misstap heeft zijn leven geruïneerd, nooit zou hij zich helemaal herstellen, wel betreuren, en in gedichten weergeven, onder andere:

O Heer, aanzie dit hart
Dat trots is en verslagen
’t Heeft uwen toorn getart
En kan uw trouw niet dragen.

Maar ook:

Gods toorn heeft louterend uitgewoed
Hij ziet mij aan en keurt mij goed.

Geen stichtelijke rijmer, maar een werkelijk kunstenaar, deze kluizenaar van Eerbeek. Hij leed een teruggetrokken leven, waarbij hij veel correspondeerde, nu en dan op reis ging en zijn spaarzame vrienden ontving. De echte literaire wereld kwam nauwelijks over de vloer. Hij schreef veel, al was het maar om de demonen te bezweren, en niet alleen gedichten maar ook korte verhalen. Zijn leven lang werd De Mérode geteisterd door gezondheidsproblemen, zoals gewrichtsreumatiek. Als hij soms dagenlang niets deed, was het om zijn zieke lichaam.

Populair in overlijdensannonces

In een brief in 1936 had De Mérode geschreven “Een koninklijke onderscheiding kan mij in zekere zijn niets schelen”. Niettemin deden vrienden er wel moeite voor. Het eerste verzoek daartoe werd in 1936 afgewezen, niet vanwege De Mérode’s justitieel verleden, maar domweg omdat de aanvraag te laat was ingediend. Evenwel, later in dat jaar volgde het koninklijk besluit waarbij De Mérode tot ridder in de orde van Oranje Nassau werd benoemd. Veertien dagen later ontvangt hij die orde en de daarbij behoorde versierselen uit handen van de burgemeester van Brummen. Algemeen wordt die onderscheiding een terechte waardering geacht voor zijn literaire verdiensten.

De Mérode’s populariteit blijkt heden ten dage uit het feit dat enkele dichtregels talloze malen in overlijdensadvertenties worden geciteerd, vooral het volgende:

Het is zoo stil en wit dit rusten.
Zoo slapen enkel Gods gekusten
Zo vredig licht en grondeloos diep
De tijd valt lang voor hen die waken.
Maar God zal samen wakker maken,
Die Hij gescheiden tot zich riep.

Ver van De Mérode’s sterfdorp, in het Groningse Uithuizermeeden waar hij onderwijzer was, werd op zijn honderdste geboortedag een monument opgericht. Dit “voor de voornaamste protestantse dichter van Nederland tussen de twee wereldoorlogen”. Wel werd bij dit eerbetoon in 1978 door de Groningse gedeputeerde Beukema een vraagteken geplaatst: “Hebben niet dezelfde mensen die de dode De Mérode nu zo hoog plaatsen, hem het leven niet extra zuur gemaakt?’ Dat waren zijn geloofsgenoten, maar die zijn inmiddels allang bekeerd!

Man van de neo-romantiek. Ook eenzaam, donker, duister zijn sleutelwoorden in het werk van De Mérode. Lijden deed hij en lijden is een deugd volgens dit gedicht:

Dan ga ik met al mijn leed
Den schemerende avond in
En alle waanzin van beminnen valt
Van mij als een lastig kleed.

Tegenwoordig meet men het niveau van een dichter wel af aan het aantal gedichten dat scherpslijper Gerrit Komrij in zijn eregalerij van moderne dichters heeft opgenomen; maximaal tien gedichten; De Mérode kreeg er negen!. Van de ongeveer 35 boeken en bundels die De Mérode schreef, ontstonden er 25 in de veertien Eerbeekse jaren. o.a. de bundels De lichtstreep (1929), Chineesche gedichten (1938) en Kaleidoscoop (1938), waarmee hij bij gevestigde literatoren van het land zoals Vestdijk, Ter Braak en Marsman de hoogste eer zou behalen.

In maart 1939 schreef hij aan Bert Bakker: “Ik zit in zooveel kwalen als zelden wordt geducht, door de pijnen afgebeuld”. Op 22 mei van dat jaar stierf hij onder het wakend oog van ds. Touw in zijn smalle ijzeren ledikant. De buren deden hun noaberplicht, droegen hem de slaapkamer uit. Immers, Keuning was boer onder de boeren geweest! Eerbeek verloor een groot man, die het dorp onsterfelijk heeft gemaakt met zijn uitspraak “Het is hier zoo stil dat je de vliegen kunt hooren gapen en’t gras groeien”.

_________________________________
© Piet Willemsen, Brummen – oktober 2003

Verschenen in regionaal-historisch blad De Marke (Brummen/Eerbeek)

Categorieën: artikelarchief

0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

− 1 = 6