Eerder gepubliceerd door Ernst Jan Peters, via Het Rijmrijk

Verstopt tussen bossen en landerijen, een beetje afzijdig van het leven van de grote steden, ligt het industriedorpje Eerbeek. Met 10.000 inwoners en verschrikkelijk veel vakantiegangers door het jaar heen is het niet een superklein dorp. Drie supermarkten houden zich daar staande, dat zegt wel iets. Economisch drijvend op de vele papierfabrieken die er zijn gevestigd, overblijfselen van honderden jaren Veluwse papierindustrie met als basis het door en door schoongefilterde water uit de beken en de sprengen. Geen hoogstaand cultureel leven, voor een theater fiets je naar Dieren, voor een bioscoop stap je in de auto naar Apeldoorn, Zutphen of Arnhem.

De straten zijn er vernoemd naar de voorzieningen uit het verleden zoals het klooster of naar de omliggende dorpen waar ze uitkomen, het Gelderse Loenen ligt maar een paar kilometer verder. Hoewel, ook Nobelprijswinnaars worden er geëerd en een paar dichters. Naast de Gelderse held Staring is er een straat genoemd naar de enige Eerbeekse dichter, hoewel Eerbekenaar tegen wil en dank, want eigenlijk banneling uit het noorden van Groningen: Willem de Mérode. Met een accent aigu op de é, maar het lukt de maker van de straatnaamborden maar zelden om die erbij te krijgen. Dat accent was niet nodig geweest als hij zijn geboortenaam had gebruikt: Willem Eduard Keuning. Willem heeft actieve fans en daardoor een eigen website die ik citeer over zijn betekenis: “De literaire handboeken noemen hem de belangrijkste Nederlandse protestants-christelijke dichter uit de tijd tussen de beide wereldoorlogen.” En verderop: “De Mérode’s dichterschap bewoog zich tussen hemelse en aardse liefde. Hij was de dichter van het christelijk geloof, van de omgang met God. De dichter doorleefde de tragedie van een onmogelijke liefde; hij schreef in de spanning van jongensliefde en een mystieke beleving van christelijk geloof.”

Willem de Mérode was leerkracht geweest in Groningen, maar dat ging niet langer toen hij het middelpunt werd van een schandaal. Hij voelde zich aangetrokken door jonge jongens, zijn gedichten zijn daar, zij het verholen, getuige van. Een titel als Mag men bekennen dat men mint? geef ik als voorbeeld. Naar eigen zeggen was hij graag in gezelschap van jongens maar een seksuele relatie streefde hij daarbij niet na. Toch is er ergens een keer iets verkeerd gegaan en dat leverde hem enkele maanden gevangenschap op.

De Eerbeekse Willem de Mérodestraat is een zijstraat van de Jan Mankesstraat en omdat ik dol ben op symboliek geef ik daar maar de betekenis aan van kruisende wegen. Niet terecht overigens: de kunstschilder Jan Mankes overleed in 1920 aan de gevolgen van de ziekte TBC waarvoor hij speciaal naar de Veluwe was verhuisd. Willem de Mérode kwam vijf jaar na Mankes’ dood naar Eerbeek. De weduwe van Jan Mankes was Annie Zernike, de eerste vrouwelijke predikant in Nederland en een kennis van De Mérode. Hij logeerde een tijd bij haar in Rotterdam, maar dat was geen succes en via via regelde zij een kamer met slaapkamer op een boerderij aan de Ringlaan te Eerbeek. Zo kwam Willem terecht in Eerbeek. Zonder baan of inkomen, zijn broer zorgde voor hem. Twee van zijn broers waren actief in de wereld van het drukken. Zo was er in Wageningen een drukkerij Bosch & Keuning en een drukkerij Zomer & Keuning. In Eerbeek overleed Willem Eduard Keuning in 1939. Zijn grafsteen wordt onderhouden door een grote groep vrijwilligers die zich verbonden voelen met de poëzie van Willem de Mérode.

De schilder Jan Mankes schilderde wat hij om zich heen had: familie, natuur en dieren. MerodeZijn geitje is een van zijn bekendste werken en daarom zien we dat geitje weer terug in Eerbeek. Niet geschilderd, maar als standbeeld vervaardigd naar een schildersportret. De eerste strofe van het gedicht is te lezen op het standbeeld. Ik neem de rest van de regels ook maar gewoon op, want dan zien we pas echt dat we met een sonnet te maken hebben. Het oeuvre van De Mérode bevat zo’n 2300 gedichten en daar zijn heel veel sonnetten bij. Omarmend rijm in de eerste twee strofen, met maar twee rijmwoorden: -ingen en -omen. En dan in de laatste twee strofen ccd-eed. Het metrum bestaat overwegend uit pentameters: vijfvoetige jamben, maar niet te strak. De Mérode probeert weer te geven wat de essentie is van het schilderwerk van Mankes. De dieren die hij portretteert worden realistisch weergegeven, maar Mankes geeft ze iets mee. Door ze te isoleren van hun omgeving, door een speciale lichtval te suggereren worden ze ‘bezield’. Dat schrijft de dichter over de schilder. En misschien zit daar de herkenning van de dichter die ook probeert het gewone leven van alledag met zijn strubbelingen een hemelse boodschap mee te geven.

Jan Mankes

Hij heeft de dieren en de stille dingen
Met sterke aandachtigheid tot zich genomen
En lichtend zijn zij weer aan ‘t licht gekomen,
Wijl zij het lichten van zijn ziel doorgingen.

Hij liet zijn teerheid als verhelderingen
In oogen stralen, om een mond verdroomen.
En koel en klaar liet hij de zoete roomen
Rozen verrijzen uit hun mijmeringen.

En soms heeft hij het schemeren en streelen
En strengelen van haren en fluweelen
Gezichten in een levend licht gesteld.

En stil zijn bleekend aangezicht gegeven
In vreemden luister of zijn rijpe leven
Blank uit het blinken van zijn wezen welt.

Willem de Mérode

Categorieën: artikelarchief

0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

+ 64 = 72