De geestelijke begeleiding van Willem de Mérode door Wilma.

Willem Eduard Keuning (1887-1939) – Willem de Mérode was zijn pseudoniem – was onderwijzer in Uithuizermeeden. Bij de kinderen was hij zeer geliefd, vooral omdat hij zo prachtig kon vertellen. Ook was hij dichter en als zodanig begon hij in zijn protestants-christelijke milieu steeds meer waardering te krijgen. 

Toch kon hij maar moeilijk geloven in zijn eigen schoonheid. Hij was namelijk homofiel en in die tijd – begin vorige eeuw – was dat moeilijk, al helemaal in orthodox-christelijke kringen. Daarbij kwam ook nog dat zijn liefde, zijn eros gericht was op jonge mensen.. Zijn verlangens, zijn gerichtheid moest hij zorgvuldig geheimhouden. Kortom: eenzaamheid en geestelijke verwarring.

In 1924 ging het mis. Hoewel hij vond dat het zondig was zijn homoseksualiteit te praktiseren (dat was in die tijd in christelijke kringen de algemene opvatting) had hij toch een eenmalig seksueel contact gehad met een oud-leerling, een zestienjarige jongen. Het kwam uit … Willem werd ontslagen als onderwijzer en kwam in de gevangenis terecht.

Woestijn … Eenzaamheid … Ontreddering…

Hij had al contacten met de christelijke schrijfster Wilhelmina Vermaat(1873-1967). Zij schreef onder de naam Wilma. Haar romans hebben een pastoraal karakter. In 1923 was ‘Gods gevangene’ verschenen, een novelle die handelt over een jongeman die homofiel is. Hoewel ook Wilma vond dat een homo de ‘koninklijke weg’, de weg van onthouding, moest bewandelen, werd zij door velen in protestantse kringen verguisd om dit boek. Alleen al het schrijven over dit onderwerp was een schande …

Zij schrijft Willem die in de gevangenis zit brieven, later zoekt ze hem op. Er ontstaat een vriendschap die tot Willems dood zal standhouden. Bij Wilma is er niet alleen aanvaarding van Willems geaardheid, zij kijkt verder. Zij ziet de goedheid, de zorgzaamheid van Willem, zijn verlangen om in het bijzonder aan jonge mensen liefde en zorg te geven. Daar waar anderen – en aanvankelijk ook Willem zelf – in zijn geaardheid het negatieve zagen, ontaarding en zondige neiging, daar zag zij het schone, het goede. Zij zag god aan het werk in zijn leven. Zij keek hem tevoorschijn.

“Weet jij wat jij in je hebt? De moeder. Jij wilt zorgen en beschermen”, zegt ze tegen hem. In zijn album amicorum schreef ze – en ik vind dat hier sprake is van echte geestelijke begeleiding! – : “Elk heeft zijn eigen type van leven, zijn eigen mogelijkheden van schoon. En wij, kinderen van God, hebben niet anders te doen dan bewust ons eigen type van leven te aanvaarden en te geloven dat zich daarin geheel eigen mogelijkheden verbergen, waarvan God alleen het geheim kent”.

Geestelijke begeleiding: samen met de ander kijken, verder kijken… daar waar ogenschijnlijk duisternis en verwarring is, schoonheid zien oplichten en de stem horen die zegt: “Jij … je bent mooi.” Elk heeft zijn eigen mogelijkheden van schoon…

We moeten van dit alles geen systeem maken, bijvoorbeeld door te zeggen: Zo zit het dus. Vaak weet ik niet hoe het zit. Er zijn duisternissen die duisternissen blijven. Een mens kan zó
verminkt zijn, het kwaad kan iemand zó hebben doordrongen, dat het wel heel erg moeilijk of wellicht onmogelijk is iets van een (oorspronkelijke) schoonheid te ontdekken. Er zijn vragend ie vragen blijven.

Maar als dat gezegd en erkend is, als we niet om deze werkelijkheid heenlopen, dan wil ik ook zeggen dat in deze vaak zo vreemde wereld, dat in het dikwijls zo verwarrende en bizarre leven, iets zichtbaar mag worden van de werkelijkheid van God, van zijn Schoonheid, die Schoonheid die Hij ook in mensen heeft neergelegd. En dat er een Liefde is, die verlangt, die doordringt in het donker, die afdaalt om de verborgen of verloren schoonheid te zoeken, aan het licht te brengen.

Geestelijke begeleiding is: samen met de ander zoeken om die Stem te horen, die Liefde op het spoor komen. Daarbij helpt het dat ik besef dat ik zelf gezien ben …

“De Heer heeft mij gezien en onverwacht,
Ben ik opnieuw geboren en getogen.
Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht,
Gaf mij, een levend hart en nieuwe ogen …” (gezang 487: 1)

Nieuwe ogen om te leren zien, te leren zien met mededogen, te zien met een levend en bewogen hart.

En dan de zin:

“En wat wij zijn, Hij heeft het ons gegeven”. (gezang 487: 2)

De Mérode zou dit beamen, samen met Wilma. En ik voeg me bij hen.

Doekle de Boer

Categorieën: artikelarchief

0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

45 − 36 =