Een deel van het gedicht ‘De Rouwtoorts’ wordt vaak gebruikt tijdens een rouwdienst of bijvoorbeeld op een rouwkaart.
De Rouwtoorts
Hoe stralend zijn de rozen weer herboren! Hoe vaak werd ons hun zoet geheim onthuld. Gij hebt zoo vaak gelachen en geduld Dat ik in uw beminnen ging verloren, En dieper is mijn liefde dan tevoren, Want gij zijt dood, en ik ben van rouw vervuld Maar dit is troost, wat is geweest, Kan niet vervluchtigen of sterven. Hoe ver wij aan elkaar ontzwerven, Elke afstand overzweeft de geest. Opeens verzwinden ruimte en tijd, Er is geen toekomst en verleden. Wij leven in een eeuwig heden, En ik ben durend waar gij zijt. 't Al hullend en doordringend licht Verbergt u niet voor mijn gezicht, Ik streef tot u door glans en luister. En als gij naar beneden ziet, Uw blik de nevelen doorschiet, Bespeurt gij mij in 't diepste duister.
Uit: De lichtstreep, 1926
0 reacties