Toegevoegd het gedicht ‘Dankdag’
Naar aanleiding van een vraag van de heer Hage is het gedicht ‘Dankdag’ uit de bundel Het Heilig Licht (1922) op de site gepubliceerd. Ik wens u veel leesplezier.
Dankdag
De laatste wagen is van ’t land gewankeld
Het jonge volk zat lachend boven op,
Oogen en haar van late zon doorsprankeld.
Schuddend en schokkend ging ’t het hoog heem op.
Wij mochten samen weer den akker bouwen:
Gij, Heer des hemels, en ik, man van de aard.
Wij minden hecht weerbarstige landouwen,
En hebben hen noch lust noch last gespaard.
Ik dreef mijn volk, Gij waart mijn harde drijver.
De handen klampten ’t schurende gerei.
Na korten slaap vonden wij langen ijver.
En Zondags rustten wij zoo zalig vrij.
Nu komen wij ten dank in Uw huis samen.
O Groote Bouwer, handelde ik soms slecht,
Neem hart en have en wil mij niet beschamen,
Gedenk de zonden niet van uwen knecht.
Uit: Het Heilig Licht, 1922 – opgenomen als onderdeel van zeven gedichten onder de titel “Hoogtijden”. Er zijn gedichten geschreven op de onderwerpen Kerstnacht, Goede Vrijdag, Paaschmorgen, Hemelvaart, Pinksteren, Biddag, Dankdag.
Tevens is het gedicht opgenomen in ‘Tusschen Ploeg en Sikkel, verzen van het land’, Libellen-serie nummer 137