Zo gemakkelijk als De Mérode deze gedichtenbundel schreef, zo moeizaam ging de publicatie. Maar als hij iets wilde zien uitgegeven, dan zocht hij daarvoor een weg. Soms was het publiceren meer dan eenvoudig; zo niet bij deze bundel. Uiteindelijk werd de bundel gedrukt door een kleine ambitieuze drukker. Omdat dit geen erkende uitgever was, is de bundel formeel bij ‘De Pauw’ ondergebracht.
Het schrijven van de gedichten in deze bundel vond hij spielerei met woorden en het ging hem af met het grootste gemak. Hij moest erom lachen, maar ergerde zich ook als critici zeiden dat dit werkelijk het beste was dat hij ooit had geschreven. Er zat niets van De Mérode zelf in en dat de kritiek dat niet door had, irriteerde hem.
Het boek Chineesche gedichten wordt toegelicht met het gedicht ‘De Brug’.
DE BRUG
Ik heb het fluitje aan mijn mond gezet.
Mijn vingers overtrippelen de gaten.
Buiten mijn tuin ligt de rivier gebed
In maanlicht, en er rijst en brug van jade.
Een brug van jade overspant het licht,
Mollig van schaduw aan haar eene zijde
Een smalle schaduw schuiftelt in het licht,
En buigt zich over en staart in het wijde.
Zij staart naar ’t overhangen van een boom
En hoort een fluiten uit het loover glijden.
Droomerig fluit ik naar den lichten stroom.
Droomerig staart zij, droomen wij dan beiden?
Uit: Chineesche gedichten (1933)