Toon, knecht van hospita Doom te EerbeekDe titel van het gedicht ‘Toon’ verwijst naar de knecht van hospita Doom in Eerbeek. Het gedicht moest op last van broer Pieter uit de 50 gedichten voor de bundel Kaleidoscoop (1938) worden weggelaten vanwege de vloek van Toon. Hij verzorgde de uitgave, die uiteindelijk 49 gedichten bevatte.

Het gedicht is in 1936 gepubliceerd in het tijdschrift De Werkplaats. In 1987 werd het opgenomen in Verzamelde Gedichten.

Toon

Zwaar stapt, in zijn blauwlinnen broek
En gapend lichtgeel boezeroen,
Toon, om een soepkip op te doen
In ’t nachthok; ’t fluiten flapt tot vloek
Als plots een Barnevelder kloek
Fladdrend en kaaklend zich verraadt.
‘Verdomme,’ bromt hij, even kwaad,
Maar denkt aan zijn gebedenboek,
En wreekt zich met een handvol zaad
Voor haar verschrikte bek te strooien.
Dan grijpt hij toe, en zegt bedaard,
Terwijl hij haar de kop afslaat:
‘’t Geluk, al binnen ze ’t niet waard,
Dat is nou eenmaal met de rooien.’
handtekening Willem de Mérode

Uit: Verzamelde Gedichten, nalezing IX, geschreven op 14 augustus 1936.

 

Handschrift van het gedicht ‘Toon’

Handschrift gedicht Toon - Willem de Mérode - 14-08-1936


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

28 − = 23