De toorts
Gij, die den toorts ontstoken,
Beschiktet weer en wind,
Zoodat zijn vlam, ontloken,
Zijn ijlste tijging wint,Wil, zonder walmend flakkren,
Den gloed van blozend goud
Tot klààrder schijnsel wakkren,
En schutten ’t schamel hout.Doch blaast de tocht der zonde
Venijnig naar zijn buit,
Blusch ’t roetend licht ten gronde
Zelf mededoogend uit.Dan, rein, in uwe handen,
Verschenen in Verzamelde Gedichten, Nalezing I, geschreven Mb 1915
(Die ’t licht ontstak en nam),
Zal ’t harsig hout eens branden
Met eenen zuivren vlam
Dit gedicht werd door Hans Osinga vertaald in het Engels, ‘The torch‘.
0 reacties