Hopend op meer.
Wachtende
Nog dezen avond zult gij tot mij komen.
Tusschen ons beiden is een ijle sfeer
Van liefde, vreezen, en vertwijfelingen,
En het zal zijn als immer, en niets meer.
Ik mag uw handen nemen, en mijn oogen
Zullen verwaasd en brandend naar u zien.
En als ik van uw frisschen jongen mond,
Die even open is, het beven zie,
Hef ik mijn handen om uw blonde hoofd
Te neigen zacht naar mij … lief en beslist
Blijft gij mij weigeren wat ik begeer …
Uw oogen zullen in mijn oogen zijn,
En onze handen gloeien in elkaêr.
Misschien zal ik uw haren mogen streelen,
Misschien mag ik uw zacht gezicht beroeren,
Doch niet zal ik uw oogen mogen kussen,
Niet kussen uwen schoon ontbloeiden mond…
Nog dezen avond zult gij tot mij komen,
Maar het zal zijn als immer, en niets meer.
Uit: De overgave (1914-1918)
0 reacties