Dorp bij Zomeravond
Langs ’t oude kerkje werpt de manelamp
Zilverig schijnsel. Lichtstraal dartelt neer
Door zacht-bewegend loover. Heen en weer
Kringelt een vleermuis door den avonddamp.
Twee mannen staan te praten, lachen klinkt.
Ginds klapt een vrouwtje ’t kleine tuinhek dicht
En kuiert naar de deur; in manelicht
Heel eventjes haar witte mutsje blinkt.
In ’t donker, langs de zwarte boomenrij
Wandelt een paartje, traag in ’t huiswaarts gaan.
Een waakhond blaft een man op rijwiel aan;
Een bel rinkt helder; lichtglans zweeft voorbij
Uit: Dorp bij Zomeravond, de vroegste poëzie van De Mérode. Geschreven 1 juli 1907.
0 reacties