DE NIEUWE KNECHT

Zwijgend taxeert de boer den knecht!
Armen en beenen lang en pezig;
Groothandig; borstkas iets te vleezig;
De schouders knoestig; scherp en recht
De kop, met, als een vrielucht fel,
Blauwe oogen; neus smal; haren hel;
Ooren ver van het hoofd gebogen;
En door de lippen, dun en rood,
Wordt zoo wild adem ingezogen,
Dat 't bloed hem naar de wangen schoot.

Hij wees het span, en zeide: ploeg!
De jongen, met een kort zacht tjoeken,
't Was of hij streelde en of hij sloeg,
Bedwong de ruinen èn het veld.
En ziende dit gerecht geweld,
Begon de boer voldaan te roepen.
En vreugdevol en vastbesloten
Klapten hun handen in elkaar.
En eensgezind heeft 't zwoegen paar
Het moeizaam akkerwerk genòten.

Uit: Tusschen ploeg en sikkel, verzen van het land (Libellen-serie 137).

Categorieën: maandgedicht

0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

− 7 = 2