De mandolinespeler

Bij den klank der klare mandoline
Zingt zijn warme stem den avond uit,
De verrukkingen om ongeziene
Weelden kwinklen in zijn zoet geluid.

Als een zoeklicht, uit zijn fulpen oogen,
Schiet hij, fel en vleiend, lonk en straal,
Dan, wijd open, onder donkre bogen,
Ziet-men in ziels gouden voorportaal.

Naar de heete hand van hun vriendinnen
Grijpen meisjes heftig, zalig bang.
Ach, zij zouden hem zoo graag beminnen,
Die hen zacht omstrikt met zijn gezang.
Maar geen gaat zijn zielsgeheimnis binnen,
Toeven zij ter gouden poort ook lang.
handtekening Willem de Mérode

Uit: Het Heilig Licht (1913-1921). Geschreven op 19 oktober 1919.


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

− 1 = 2