Een mooi sonnet over hoe een beetje aandacht voor je naaste tot iets moois kan leiden.

De doove vrouw

Zij zat te sluimren in het ijl prieël
Van ’t kroegje, waar wij wijn te drinken vroegen.
Ze ontwaakte en zag verbaasd en met genoegen
Hoeveel wij joegen door de jonge keel.

 

Wij merkten wel dat zij ons niet verstond
En praatten door, tot één in medelijden
Een enkel woord groot voor haar ooren zeide,
En zag dat zij begreep en beelden vond.

 

Zij zat glimlachend voor zich heen te zinnen
En ’t woord voorzichtig en lang uit te spinnen,
Een groote volle zijdene cocon.

 

En ’t was of zij een doek begon te weven.
En een verhaal glanzend begon te leven;
En haar gelaat belichtte ’t als een zon.

 

Uit: Het heilig licht (1913-1921), vermoedelijk geschreven in 1920


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

9 + 1 =