Adri de Roon vertelt op zijn website
Een derwisj is een tot de Soefi behorende, islamitisch geestelijke die de gelofte van armoede heeft afgelegd. Het dansen door de derwisjen is een religieus ritueel: de dans is voor Allah. De dansers dansen in één richting en draaien met grote snelheid rond op hun linkerhiel. Die ronddraaiende beweging wordt hier door de dichter fraai verwoord. Het gaat in dit gedicht om derwisjen met kleurrijke gewaden. Als de dansers klaar zijn en stilstaan, vergelijkt hij hen met ‘perken volbloeide tulpen’. En met dat beeld is meteen ook de anticlimax aangegeven: stilstand leidt tot verwelken. Voor de goede orde, ‘klirren’ betekent: rammelen.
Dansende Derwischen
Eerst draait er één, dan twee, dan vier,
En eindlijk allen, groote tollen
Die razend worden, en uitbollen,
Bleeke planeeten zijn, wier zwier
Men niet meer volgt, maar als vreemdstille
Rondheden roereloos ziet staan.
Windkolken raken elkaar aan
En zoeven, dat de deuren klirren.
Zij zijn de middelpunten, die
Voor God dit mystisch spel bewerken,
Zich uit zichzelven werpen, zie,
Nu wordt het kleurrijk als de perken
Volbloeide tulpen; ach, en die
Staan stil en gaan hun welken merken.
Uit: Nalezing X (1938), geschreven op: 2-2-1938.
0 reacties