VIA APPIA
Dit is de weg der heilge martelaren,
De via sacra van den heldendood.
Gods helgeheim doorlichtte hen zóó rood
Dat zij straks Zijn gewijde kaarsen waren.
In nachten grondloos hel en welig koel
Hieven de zwarte pijnen hun contouren
De veile keizer met zijn purpren hoeren
Maakten den tuin van lauwe geuren zoel.
Over verwrongen opgezet gelaat,
Langs glazige oogen, gloeiend hofgewaad,
Sloeg ros de vlam der levende flambouwen.
En door de donkre via Appia
Slopen de drommen, die de keizer dra
Als speelgoed van zijn wellust zou beschouwen.
30 september 1923 uit: Nalezing IV (Willem de Mérode – Verzamelde Gedichten)