LUIEREN

Ik lig den heelen dag zalig languit
Te droomen en gerust op u te wachten.
Verlangen heeft mijn denken iets gekruid,
Precies genoeg om met plezier te smachten.

Ik luier feestlijk, mijn lichte gedachten
Bewegen zich om frisch en geurig fruit
En bloemen, en ik luister of ‘k het zachte
donkere lokken hoor der diepe fluit.

Alle avonds fluit bij dat klein huisje ginder
Een jongen de vermoeide wereld stil.
En zooals aan een groote bloem een vlinder
Zich vastklemt met behaaglijk wiekgetril,
Weet ik van ver uw stralende oogen wenken
En kan nog maar alleen aan u gedenken.
handtekening Willem de Mérode

Uit: Het Kostbaar Bloed (1918/1921)