HET OUDE MEISJE

Zij is zoo vol smachten en beminnen,
Dat men haar blauwseloogen niet durft zien.
Zij is 't van 't lange liggen gele linnen,
Het ruikt naar rozen en iets muf misschien.

Zij lacht onrustig, spreekt een beetje teemend,
Men weet niet, is ’t gehinnik soms of snik,
Een wilde vreugde, doch naar angst verzweemend
(Waarom? waarover?), breekt soms uit haar blik.

Zij informeert naar alle vrijerijen.
Keurt alle jongens als onzeedlijk af,
Waarschuwt de meisjes om niet uit te glijen,
Op ’t pad der deugd en dreigt met hellestraf,
En schrijft de datum op van ieders trouwen
Om ’t huwlijksbed toch onbevlekt te houwen

handtekening Willem de Mérode

Uit: Spiegelbeelden, 15 januari 1938

Categorieën: maandgedicht