DE ZEEVAARDER

’t Is wreed, dat wij voor hen die achterbleven
Als dood zijn, maar soms droomen zij van ons:
Zoo licht als zaadpluis tot hen neer te zweven
En hen beroerend als een kiekendons,

Zoo zacht … en zoo verschrikkend, dat zij schreeuwen
En dagenlang bedroefd zijn en ontzet,
En alle dagen rekken zich tot eeuwen,
En eeuwen leeg en onberoerd blijft ’t bed.

Wij zijn gestorven; – tot wij wederkeren,
Met oogen licht geloogd door zilt en zon,
En in hun hart en armen rusten leeren,
Zoo stil en stout of ’t leven pas begon.

handtekening Willem de Mérode

Uit: Kringloop (vanaf 1912 tot 1935 met tussenpozen), geschreven op 11 april 1935

Categorieën: maandgedicht