WINTERAVOND

Ook nu het avond wordt,
Heer blijven we op U hopen,
Het winterdaglicht kort,
Hoe traag de dagen kropen.

Het water is zoo diep
En donker, de lantaren
Beschampt de oeroude baren,
Waarin de wereld sliep.

En als de smalle boot,
Waarin ik word gedrongen,
Van levens wal afstoot,
Hoe hoog de golven sprongen,

Van u komt heil en heul,
Mijn lamp blijft helder branden,
Uw olie drupt een geul
Van rust tot aan Uw stranden.

Het westen is al nacht,
Maar ’t Oosten vlamt van vuren.
Ik weet, ik word verwacht,
En blijf bij U, zoolang Uw dag zal duren.

handtekening Willem de Mérode

Uit: De Stille Tuin (19 september 1932).