ZWIJGEN

Zoo wij, genezen van de zonden, - O dood, waar is uw prikkel nu, - Een lied met nieuwe woorden vonden, Het is alleen ter eer van U. Een kind aan moeders borst verzadigd, Glimlacht en slaapt tevreden in. Sluit Gij zoo in het begenadigd Hart misschien alle liedren in? Gij hebt het lief, wat zou het klagen Of loven? ieder ding is licht. Het wordt als spiegel rondgedragen En kaatst in alles Uw gezicht. Des avonds welft de hemel wijder. Een vogel die nog zingen wil, Doet 't korter, klaarder, maar veel blijder Dan daags, en zwijgt, en is zeer stil.

Uit: Nalezing IV, Verzamelde Gedichten II, 14-01-1932.

Categorieën: maandgedicht

0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

12 + = 18