Venezia

Hier heeft het leven nog den zachten glans
Van nutteloos in schoonheid te verstralen.
Wat laat de lucht hier zuiver ademhalen!
Op nieuw geluk geeft iedre dag een kans.

En zaalger is de nacht hier dan een mans
Gelaat, die van beminnen is doorvloten.
Siddrende bloem, fel uit het bloed ontschoten,
Trilt hoog des klokketorens roode lans.

Hier smaakt de ziel haar aarde- en hemelspijs:
Dogen, zij droomt voor uw verdroomd paleis;
Zij glijdt San Marco’s droom ootmoedig binnen.

Een gondel op het deinen van uw stroom,
O liefde, rijst zij zeer tevreden loom,
En zeer gelukkig, wijl zij mag beminnen
handtekening Willem de Mérode

Uit: Nalezing IV (1922-1923)

Niet gebundeld

Het gedicht Venezia behoort, evenals Via Appia, Antinous I en II en Envoi, tot de cyclus over Italië aan het einde van de bundel ‘De donkere bloei’. Deze gedichten werden door De Mérode niet gebundeld.