KERSTMIS

Over de wereld ging de lente komen. Gods Geest is neergezweefd en als dauw Gedruppeld in de heete ziel der vromen En deed een Kind ontluiken uit een vrouw. Den hemelen ontvloeiden witte stroomen Engelen, en hun blinken rees en neeg En laaide bleek om werelds breede zoomen En glansde maan en blanke sterren veeg. Er is een beving door 't heelal gegaan. De God heeft het vaste middelpunt verschoven. De hemel kwam rondom Maria staan En daarom vlogen de engelen van boven. Zij hield het Kind vast in haar arm gebogen en toen het schreide heeft zij het ontdaan En moede in haar nog vreemden schoot getogen. En rond dien troon kwamen de herders staan. Zij hadden hemels reivoerder verstaan, Toen alle sterren Gode dreunend loofden. Want toen het licht en de lofzangen doofden, Vonden zij 't Kindeken en baden 't aan. handtekening Willem de Mérode

Uit: Verzamelde Gedichten, Nalezing VIII (08-01-1931).