Dit gedicht vond ik wel passen in de maand dat prins Willem Alexander tot koning wordt gekroond.

Het prinsje

Toen sloegen wijd de glazen deuren open.
Snel trad het slanke prinsje op ’t balkon,
Frommelde blozend aan zijn strik en knoopen,
Maar lachte helder als de lentezon.

En eensklaps lachten al de menschen mede.
Toen boog hij dankend, gratievol en teêr.
Zijn handen wuifden groeten naar beneden,
En hij vermaakte zich en lachte weer.

En voor de oogen van de saêmgestroomde
Menigte was hij een genadig vorst,
Zóó heerlijk, dat men naar het goudomdroomde
Gelaat alleen in eerbied staren dorst.
Totdat hun donkere en half beschroomde
Liefde in gejubel helder openborst.
handtekening Willem de Mérode

Uit: De overgave (1914-1918), geschreven op 3 juni 1917


0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

− 2 = 1