Het Heilig Licht

Boekomslag Het Heilig Licht Willem de Mérode
In ‘Het Heilig Licht’ komt de worsteling van de dichter met erotiek en geloof zo open mogelijk naar buiten. De bundel eindigt met 10 gedichten over jongens, waaronder ‘De dertienjarige’, ‘De veertienjarige’ en ‘De jongen te paard’.

Dirk Coster beweerde wel dat De Mérode in deze bundel een groot deel van de gedichten had laten publiceren die op advies van Coster niet in ‘Het kostbaar bloed’ waren opgenomen (c.q. door hem waren “afgekeurd”); iets wat zijn waardering niet kon wegdragen.

DE JONGEN TE PAARD

Hij laat den wind maar waaien door zijn haren.
Blootshoofd zit hij op 't stijgerende paard.
Hij lacht gelukkig; zijn onrustige aard
Houdt van vermetelheden en gevaren.

Hij is één met zijn ros; en 't zal bedaren
Als hij den drift van 't eigen bloed bedaart.
Maar hij is jong, en levens snelle vaart
Beteugelt hij eerst in zijn kalmer jaren.

Hij voelt de warmte van het schokkend dier
Weldadig door zijn jonge leden stijgen,
En weet zich rap en lenig zooals hij.

Hij zit zoo rustig en hij lacht zo fier
Dat alle menschen iets gelukkigs krijgen,
Zoo lustig galoppeert hij hen voorbij.
handtekening Willem de Mérode

Uit: Het Heilig Licht (1923)