In januari is gestart met de opname van alle verzen van ‘De gedroomde zoon’. Het gaat om in totaal zeven delen. Deze maand is deel 6 aan de beurt.

II De Gedroomde Zoon – 1928 (6/7)

Ik draag als schuld dit groot verdriet,
Dat ik u nergens weet te vinden,
Dat ik u niet genoegd beminde,
En niet tot ’t leven komen liet.

Buiten het wereldsche gebied
Verwijlt ge, en daalt soms tot de zinnen,
Die onnaspeurlijk u gewinnen.
Gij wilt bestaan en kunt het niet.

Dan voel ik weder hoe uw lange
Geruste adem mij, bevangen,
Met uw aanwezigheid verbindt.

Mijn hand wil teêr uw haar betasten
En zwaar uw schouderen belasten,
En dwaalt ter plaats waar gij verzwindt.

handtekening Willem de Mérode

Uit: De lichtstreep, Deel II, 6/7, geschreven op 3 maart 1928.

Categorieën: maandgedicht