DE ROZELAAR

Deze kleine rozelaar,
O wat geeft hij zich een moeite
Om tot zijnen eersten bloei te
Komen, o wat valt het zwaar

Deze prachtig perlemoeren
Blaadjes, fulpen en ovaal,
Uit te vouwen, om te voeren
Tot een ronde roode schaal,

Vol van stilte en licht, en geurend
Zalig schaamteloos en bloot,
Tot zij, siddrend noch verkleurend,
Zinken in hun stillen dood.

handtekening Willem de Mérode

Uit: Spiegelbeelden, 1 januari 1938

Categorieën: maandgedicht