De Lichtstreep is opgebouwd uit ‘I De Rouwtoorts’, ‘II De Gedroomde Zoon’, en ‘III De Zachte Fluit’

Door velen wordt deze bundel beschouwd als een van de beste bundels van De Mérode, met de intiemste gedichten die hij heeft geschreven. Vooral ‘De Gedroomde Zoon’ is een geliefd gedicht. Persoonlijk vond hij dit zijn allerbeste bundel. Hij schreef over ‘De Rouwtoorts’ aan Barend de Goede:

“De rouwtoorts. Daar heb ik eerst een paar jaar met het verdriet van omgelopen eer ik erover schrijven kon. In 1926, het was in april, brak het plotseling los en toen heb ik die verzen in een paar dagen geschreven. Ik was toen ze af waren letterlijk lichamelijk en geestelijk gebroken. ‘K heb ze weggesloten en kon ze niet meer inzien; eerst na een jaar heb ik ze eens overgelezen en toen heb ik toch zo vreselijk gehuild, dat kan ik je niet vertellen. Die dingen die erin staan: door het wenen wordt men tranenvrij, groen hout moet vreken en de bloei verplet, enz. Dat zijn voor mij niet maar mooie beelden of beweringen; het is letterlijk waar. … Maar je wordt niet beter door zulke dingen, je krijgt wel een knauw.”

Boekomslag De Lichtstreep Willem de Mérode

Uit: DE ROUWTOORTS (1926)

“…

God heeft u van mij afgeëischt,
En nu de teedere avond grijst,
Buig ik, niet meer vermetel,
Bij uwen leegen zetel.

Hoe zal ik zeggen, ziek van leed:
“Hij doe, al schijnt het nog zoo wreed,
Wat goed is in Zijn oogen,
Zijn recht is volg meedoogen.”

O dit, dat Hij zijn kindren slaat,
En plotsling in hun midden staat
Om ’t liefste weg te rukken!

En duidelijk hoor ‘k mij gezegd:
“Kind! Ik heb veilig weggelegd,
Wat anders viel in stukken.”

…”

handtekening Willem de Mérode

Uit: De lichtstreep (1929)